een traditioneel Engels zeemanslied, op vele manieren gebracht en vertaald
vertaling: Noordzee en De Gulden Hoorn
There was a lofty ship
and she put out to sea.
And the name of the ship
was The Golden Vanity.
And she sailed upon
the low and lonesome ocean,
and she sailed upon
the lonesome sea.
She had not been out
but two weeks or three,
when she was overtaken
by the Turkish enemy.
And she sailed upon
the low and lonesome ocean,
and she sailed upon
the lonesome sea.
Then out speak
our little cabin boy,
saying: what will you give me
if I will them destroy?
If I sink them
in the low and lonesome ocean,
If I sink them
in the lonesome sea.
Oh the man that them destroys,
our captain then replied,
five thousand pounds
and my daughter for his bride,
if he sinks them
in the low and lonesome ocean,
if he sinks them
in the lonesome sea.
So the boy smote his breast
and down jumped he,
he swam till he come
to the golden [...]
as she sailed upon
the low and lonesome ocean,
as she sailed upon
the lonesome sea.
He had a little tool
that was made for the use,
he bore nine holes
in her hull all at once
and he sunk her
in the low and lonesome ocean,
and he sunk her
in the lonesome sea.
Then he swam back to his ship
and he beat upon the side.
Crying: captain pick me up,
for I'm wearied with the tide.
And I'm sinking
in the low and lonesome ocean,
and I'm sinking
in the lonesome sea.
No I will not pick you up,
the captain then replied.
I'll shoot you, I'll drown you,
I'll sink you in the tide.
I'll sink you
in the low and lonesome ocean,
I'll sink you
in the lonesome sea.
Er was ereis een scheepje van het Noorderkwartier,
genaamd De Gulden Hoorn, dat voer zo ver van hier.
Maar een Duinkerker kaper kreeg haar in 't vizier
daar bij de lage landen, daar bij het Noordzeestrand.
Het was het jongste maatje dat tot den schipper zei:
wat zult gij aan mij schenken, wat schenkt gij er mij
wanneer ik wil gaan zwemmen den Duinkerker langszij,
daar bij de lage landen, daar bij het Noordzeestrand.
Ik heb drie kisten zilver en goud in mijn kajuit,
en ook mijn jongste dochterken, die krijgt gij er tot bruid
wanneer gij wilt gaan zwemmen en redden onze schuit,
daar bij de lage landen, daar bij het Noordzeestrand.
't Jongmaatje toog zijn kleren uit, sprong dalijk toen in zee,
een scherpgeslepen avegaar, die nam hij met zich mee
om de Duinkerker kaper te zinken in de zee,
daar bij de lage landen, daar bij het Noordzeestrand.
De kapers dronken brandewijn, ze dronken op de buit,
ze wierpen er een teerling en geen van hen keek uit,
en vierentwintig gaten boorde 't maatje in hun schuit,
daar bij de lage landen, daar bij het Noordzeestrand.
't Jongmaatje was zo moe en de eb die zoog hem mee,
al naar De Gulden Hoorn zwom hij door de hoge zee,
en de Duinkerker kaper, die lag er al benee,
daar bij de lage landen, daar bij het Noordzeestrand.
De schipper hield zich liever niet aan zijn dure woord,
hij liet hem in de golven en nam hem niet aan boord,
hij deed als had hij nimmer iets gezegd of iets gehoord,
daar bij de lage landen, daar bij het Noordzeestrand.
O schipper, ik zal doen als ik bij de kaper dee,
een scherpgeslepen avegaar, die nam ik met mij mee,
dan zinkt De Gulden Hoorn al in de diepe zee,
daar bij de lage landen, daar bij het Noordzeestrand.
Toen kwam er onze konstabel, een oude varensgast
die greep de boze schipper al bij zijn schouders vast.
Wij zullen u doen hangen al aan de grote mast,
daar bij de lage landen, daar bij het Noordzeestrand.
Ze haalden toen het maatje terstond het water uit,
hij kreeg goud en zilver en werd schipper van de schuit,
en ook de jongste dochter, die kreeg hij tot zijn bruid
daar bij de lage landen, daar voor het Noordzeestrand.
|
|