A: Mooie donkere strijkers backen de
laatste plaat van Bo. Wel mooi,
Boudewijn zingt net als anders. Trompetten, kerkklokken, het
is me wat. Goed. Acht.
Na een hele poos, waarin
[Boudewijn] steeds populairder wordt, verschijnt
de single Picknick. Vervolgens ook de
elpee van die naam,
die zondermeer een openbaring mag worden genoemd.
[Boudewijn] stortte zich in de flower power (Picknick,
1967: '...sluit je ogen / pluk een bloehoem') en gekleed in Satanspij
in de hippie-mystiek
(Nacht en ontij, 1968).
De Groot: "'Een meisje van zestien'
was een zware concessie voor me. Elektrische gitaren waren
volstrekt uit den boze, voor een beetje 'folkie'. Maar ik had
al gauw door dat commercieel succes artistieke vrijheid gaf.
Tussen '65 en '69 hebben we praktisch kunnen doen wat we wilden.
Dat hebben we met dusdanig jeugdig enthousiasme gedaan, dat het
een wonder mag heten dat er zoveel 'klassiekers' uitgekomen zijn.
'Testament',
'Het Land van Maas en Waal',
'Verdronken vlinder', 'Picknick', het
hield niet op. We waren de hitmachine geworden waar we op school al op
af hadden gegeven. En hij was volledig dolgedraaid. Net als wij trouwens."
[Bespreking Boudewijn de Groot in Paradiso]
Opvallend was hoe goed de rest van zijn repertoire de tand des
tijds doorstaan had. Waarbij wel opgemerkt dient te worden dat
De Groot de protestsongs van weleer en het echte psychedelische
werk maar thuis had gelaten. Geen
'Welterusten meneer de President
dus, geen 'Picknick'. Maar wel liedjes als
'Verdronken vlinder' en
'Testament'; liedjes die behoren
tot de klassiekers van de Nederpop.
De bloeiperiode van Boudewijn de Groot ligt in de tweede helft
van de jaren zestig. Hij is een kind van zijn tijd, met hits
waarin zowel de provo
('Welterusten Mijnheer De President')
als de hippie ('Picknick') zich openbaren. In de decennia die volgen
blijft hij actief, maar zijn muzikale leven is niet consistent. Hij
knijpt er regelmatig tussenuit voor theaterrollen of om detectives te
vertalen.